Sinds jaar en dag staat in mijn codicil vermeld dat ik niets wil donoren. Ik ben altijd terughoudend geweest omdat niet alles rond dat thema even duidelijk is. Met name de vraag of een potentiële donor 'normaal' kan sterven en niet door een ongeduldig operatie- of ambulanceteam tussen de dierbaren wordt weggegrist. Nu eventuele donatie voor mij actueel wordt, sta ik er minder afwijzend tegenover dan ooit tevoren. Vaak kun je pas een weloverwogen besluit nemen als de nood aan de man of vrouw is. Voor donatie en in nog sterkere mate voor euthanasie geldt voor velen de ver-van-mijn-bed-show waardoor niets wordt vastgelegd. Een omgekeerde registratie zoals in België, d.w.z. iedereen is donor tenzij je aangeeft dat niet te willen zijn, is een beter systeem. De feitelijke situatie in Nederland is dat wij kampen met een tekort aan organen en niet zelden zijn aangewezen op onze zuiderburen.
Ik ben bereid om mijn standpunt omtrent orgaan- en weefseldonatie in heroverweging te nemen als een aantal vraagtekens uit de weg zijn geruimd. Van een ALS-patiënt zal niet alles geschikt zijn voor donatie maar het hart, een autonoom functionerende, gespierde pomp, doorgaans wel. Ik vind het een mooie gedachte dat mijn hart blijft kloppen in iemand, die daarmee is gered. Wellicht zijn mijn nieren en lever ook in topconditie en kunnen nog eens drie personen een menswaardiger bestaan leiden. Zo kan ik aan het eind van mijn leven nog iets betekenen voor zieke medemensen en het mes snijdt aan twee kanten, levensbeëindigend én -reddend. Het zou helemaal gaaf zijn als wij, donateur en ontvanger, elkaar even in de ogen kunnen kijken waarna de transplantatie succesvol wordt uitgevoerd.